Poëzie in steen
Op de hoek van de Iewâl, tegenover houtzaagmolen ‘De Jager’ is een poëziesteen in de bestrating aangebracht. Op deze poëziesteen staat het sonnet ‘Oktober in Woudsend’ van Maria de Groot.
OKTOBER IN WOUDSEND
De zon is hier een schildersschool begonnen
van louter gouden en van Indisch blauw.
Tussen de ochtend- en de avonddauw
wordt heel het helder herfstlandschap verzonnen.
De schapenweiden met de weidevogels
in grijzen overweldigd door het groen
dat baadt in strijklicht. En het vermiljoen
van daken die in wind hangen te drogen.
Alles spant samen om het meesterwerk
met initialen zwierig te signeren.
Het nadert zijn voltooiing ongemerkt.
De haven gaat nu tot zichzelf inkeren.
De rozenbottels staan in steenrood vuur
waar dichterbij het water zich ontschoeit.
De poëziesteen werd op zaterdag 3 maart 2007 onthuld en is een eerbetoon aan de dichteres op initiatief van enkele cursisten van het theologisch leerhuis ’t Flearstift dat inmiddels al 25 jaar gevestigd is in Woudsend. De realisatie van de steen werd mogelijk gemaakt door financiële bijdragen van Dorpsbelangen Woudsend e.o., Ondernemersvereniging Woudsend, gemeente Wymbritseradiel, Plattelandsprojecten ZWF en Uitgeverij Ten Have.
Maria de Groot werd op 26 februari 1937 geboren in Wormer. Ze studeerde Nederlands en theologie in Amsterdam. Ze werkte eerst als wetenschappelijk medewerker en docent, maar kwam in de jaren zeventig vooral als theologe in de belangstelling. Ze deed jarenlang de dagopening voor de VPRO-radio en werd predikant in de Kloosterkerk in Den Haag. In die tijd werd ze feministe. In 1975 verliet ze het kerkelijk ambt en richtte ze, samen met twee Protestante voorgangers en zes Katholieke pastores, de Oecumenische basisgemeenschap Ekklesia op. Ze werkte verder aan de theologische faculteit in Utrecht.
Maria de Groot kreeg echter de behoefte om cursussen te geven over de bijbel en de spiri-tualiteit. Ook voor het schrijven van gedichten zocht zij een plek van rust en inspiratie. Die vond zij in Woudsend, in een oud schoolgebouwtje in de Dwers-steech, dat ze ’t Flearstift noemde. Al 25 jaar trekt haar theologisch leerhuis bezoekers uit het hele land.
Ook als dichter is Maria de Groot erg productief. Ze debuteerde in 1966 met twee poëzie-bundels, ‘Rabboeni’ en ‘Amsterdams getijdenboekje’. ‘De komst van de ransuil’, haar 43ste boek, werd direct na de onthulling van de poëzie-steen gepresenteerd in Woudsend.
De ransuil die kwam aangevlogen in haar tuin en tijdens het dichten voor dit boek uitgroeide tot een uilenfamilie van vier, was voor Maria de Groot een grote inspiratie bij het schrijven.
Maria de Groot is in 2002 benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau.
Het in steen gezette gedicht ‘Oktober in Woudsend’ is uit 1984 en opgenomen in de bundel ‘Lamp van melkglas’.
Bronnen:
- De Driuwpôlle, december 2006: Maria de Groot: 25 jaar in “het Flearstift” in Woudsend
- Trouw-de Verdieping, 2 maart 2007: Maria de Groot / Pelgrim op de weg van de poëzie
- Leeuwarder Courant, 2 maart 2007: Ode in steen van leerhuis en dorp aan mystieke Maria